Lasso zag het licht in 2006. Inmiddels bestaat de vzw meer dan 15 jaar. Vijftien jaar waarin er heel wat veranderde op het gebied van cultuurparticipatie en doorheen de verschillende sectoren waar Lasso mee werkt. In dit interview gaat Patrick Lenaers (directeur Jeugd en Muziek Brussel) dieper in op de evoluties binnen de muziekeducatieve sector. Jeugd en Muziek Brussel versterkt de talenten van de Brusselse jeugd vanuit muziek en geluidskunst. In dat kader zetten ze, zowel binnen als buiten de school(m)uren, participatieve projecten op.

Lasso: Jeugd en Muziek heeft een lange geschiedenis. Welke evoluties vielen jou op, vooral dan gedurende de laatste 15 jaar?

Patrick: Jeugd en Muziek Brussel werd opgericht in 1940, in de schoot van Bozar en het Nationaal Orkest van België. We zijn in België lang het enige aanspreekpunt geweest rond klassieke muziek voor kinderen en jongeren. De laatste vijftien jaar is het veld veranderd: er zijn meer spelers bijgekomen, vooral dan op initiatief van een aantal zeer gedreven mensen zoals Luc Mishalle (MetX) en Sarah Goldfarb (Remua). Daarnaast merk je ook meer links met het buitenland. Concepten zoals soundpainting, waarbij gestreefd wordt naar een dialoog tussen publiek en orkest, stimuleren de creativiteit, participatie en de interactie tussen muzikanten en het publiek.

Dat zijn zaken waar ze in het buitenland al langer mee bezig waren en die ondertussen, onder andere via het werk van Sarah Goldfarb, ook overgewaaid zijn naar Brussel. Eveneens de hele visie op audience engagement van Brusselse huizen zoals De Munt en Bozar is ingebed in een breder, internationaal verhaal. Jeugd en Muziek Brussel evolueert mee: we zoeken constant naar nieuwe manieren om de interactie tussen het publiek en muzikanten te versterken. We doen dit nog altijd met symfonische orkesten, maar zetten tegenwoordig breder in vanuit alle soorten muziek met bijzondere aandacht voor zaken als beatbox, rap, slam, elektronische muziek...

Ons publiek is dus geëvolueerd van luisteraars/kijkers naar doeners, die zelf creatief en artistiek aan de slag gaan en dit delen met elkaar en met een publiek.

- Patrick Lenaers

Zag je ook zaken veranderen in het cultuureducatieve veld?

Het onderzoek van Anne Bamford naar de kwaliteit van kunst- en cultuureducatie, gevolgd door het onderzoek Cultuur in de Spiegel en de participatiesurveys, een grootschalig onderzoek naar de cultuurparticipatie van de Vlaamse bevolking, hebben toch wel wat in gang gezet. Ook het beleid heeft ondertussen meer aandacht voor participatie en volgt de evolutie in de sector naar meer nieuwe werkvormen als co-creatie en community arts. Dat is een internationale tendens, waarbij veel meer wordt ingezet op experiment, op maatwerk. Zo is bijvoorbeeld de functie van een programmator bij ons sterk veranderd: daar waar er vroeger (inter)nationaal gescout werd naar een goede voorstelling om ze vervolgens te boeken, wordt er nu veel meer ingezet op het opzetten van een artistiek project, samen met jongeren zelf. Daarbij wordt echt toegewerkt naar een concreet resultaat, want dat werkt motiverend voor de jongeren. Ons publiek is dus geëvolueerd van luisteraars/kijkers naar doeners, die zelf creatief en artistiek aan de slag gaan en dit delen met elkaar en met een publiek.
© Karolina Muraszak

Naast maatwerk is de toegenomen aandacht voor kleuters en zelfs baby’s iets relatief nieuws. Onderzoek heeft uitgewezen dat de ervaringen uit de eerste levensjaren de grootste impact hebben op de verdere ontwikkeling, ook wat betreft cultuurparticipatie. Wij geven nu bijvoorbeeld workshops gericht op muziek creëren met kleuters waarbij we op een speelse en visuele manier de kleuters hun eigen muziek laten klinken. De vraag hiernaar is opvallend groot!

De laatste jaren zetten jullie meer in op jongeren. Hoe pakken jullie dat aan?

Met jongeren werken we in kleinere groepen en op langere termijn. We vertrekken vooral vanuit wat ze zelf willen. Vaak zijn dat eerder commerciële muziekgenres, maar we stimuleren hen vervolgens om er creatief mee aan de slag te gaan. Zelf een slam maken is bijvoorbeeld niet makkelijk, en dit voor anderen brengen is nog moeilijker… Zo dagen we de jongeren uit en experimenteren we samen. Maatwerk en kleinschaligheid zijn daarbij sleutelwoorden.

We doen dit voor een brede groep jongeren: zowel uit het technisch als het beroeps-, maar evengoed voor klassen uit het buitengewoon onderwijs. We werken verder samen met organisatoren van vakantieweken en met jeugdorganisaties als D’Broej en JHOB. Jammer genoeg heeft corona heel wat van onze projecten stilgelegd. Gelukkig toonde de crisis wel de maatschappelijke relevantie en de sociale impact van de sectoren aan waarin wij actief zijn (d.i. jeugdwerk, onderwijs, cultuur). Anderzijds is het voor een muzikant belangrijk om veel te kunnen spelen en dat lukte een tijd niet met alle gevolgen van dien op menselijk en economisch vlak.

En wat met het digitale? Hoe integreren jullie dat binnen de werking van Jeugd en Muziek?

Ook wij hebben tijdens de coronacrisis geëxperimenteerd met digitale activiteiten. Maar dat heeft nog meer het besef doen groeien hoe uniek een live ervaring is. Live muzikale activiteiten aanbieden blijft toch de kern van Jeugd en Muziek Brussel. Een digitaal aanbod verzekeren en online participeren aan culturele activiteiten vraagt bovendien heel wat vaardigheden van alle betrokkenen. En een investering in ICT-infrastructuur die, bijvoorbeeld in een school, niet altijd voor de hand ligt. Gelukkig hebben we de afgelopen twee jaar onze werking maar voor korte tijd moeten stilleggen, aangezien activiteiten voor kinderen snel weer mogelijk waren.

Ik zie wel ecologische voordelen aan het digitaal werken en voor onze internationale werking biedt het extra mogelijkheden voor uitwisseling. En daarnaast geloof ik wel in meer hybride werkvormen. Zo merk je dat er in de gaming-wereld steeds meer aandacht gaat naar muziek. Via gaming wordt ook een platform aangeboden om muziek te beleven, maar al bij al bereiken we zo maar een deel van ons potentieel publiek. Wel doet het nadenken over de huidige systemen en hoe die in vraag gesteld worden door nieuwe spelers. Zoals in alle sectoren bevestigt een deel van het systeem zichzelf, terwijl start ups inspelen op nieuwe tendensen en daar flexibeler mee om gaan.

Hoe zie je de toekomst van de cultuureducatieve sector tegemoet? En wat brengen de komende jaren voor Jeugd en Muziek?

Je merkt in de cultuursector dat er meer en meer samengewerkt wordt, zoals bijvoorbeeld Bozar, het Belgian National Orchestra en De Munt dat doen als federale organisaties. Specifiek in Brussel zie ik ook toenadering tussen Franstalige en Nederlandstalige spelers. De diversiteit van de grootstad stimuleert heel wat creatieve mensen om er aan de slag te gaan. Ze verbinden het artistieke veld onderling en ook binnen het onderwijs zorgen ze voor een andere kijk, waarbij de focus minder op taal en meer op andere expressievormen ligt. De samenwerking tussen de cultuursector en het onderwijs zou nog verder versterkt moeten kunnen worden.

Een andere tendens is dat de stem van het publiek of de deelnemers steeds belangrijker wordt. Gevestigde waarden worden vaker in vraag gesteld. Dit is voor de klassieke muziekwereld een uitdaging, zeker als je weet dat het publiek voor klassieke concerten gemiddeld vrij oud is. De sector zoekt naar manieren om relevant te blijven voor een jong publiek. En bovendien werpt dit heel wat vragen op over representatie… Daar zijn we écht mee bezig: we willen de culturele sector verbinden met wie jong is in Brussel, en omgekeerd kansen creëren voor Brusselse kinderen en jongeren om hun artistieke en creatieve talenten ten volle te benutten. En daar zijn we nog jaren zoet mee!